fbpx

‘Ik heb je paard en helaas moet ik je zeggen dat ze naar de slacht gaat. Maar het kan niet anders.’ Ik las de mail een paar keer en had eigenlijk geen idee wie ze was en over welk paard ze het had. Snel belde ik het telefoonnummer. In enkele minuten vertelde ze me dat ze van iemand anders mijn paard had overgekocht en dat ze het had proberen te breken, maar ze bleef maar fel en opstandig. En nu was ze kreupel en ondanks allerlei (shock)therapieën en behandelingen werd het steeds erger en mocht ze nooit meer los of bereden worden van de dierenarts. Reden om haar uit haar lijden te verlossen. Ik kon haar overkopen voor slachtprijs. Zo las ik.

Ik dacht geen seconde na en vroeg haar waar ze woonde. Snel reed ik er heen. Ik herinner het me nog goed. Ik liep door de stal terwijl zij maar bleef doorpraten over hoeveel ze had gedaan om de merrie te beter te krijgen, maar ik zag het paard niet, tot ik in mijn ooghoek mijn vroeger zo trotse vurige merrie zag met haar hoofd hangend naar beneden in de hoek van een stal.

Mijn hart brak. Ze had het opgegeven. Ik zag het direct. Ik liep de stal in en aaide haar op haar voorhoofd. Ze tilde haar hoofd iets op. Haar ogen waren leeg.

‘Ik kom haar morgen halen.’

Ik was woest. Ze had haar wel degelijk gebroken en haar fysieke kreupelheid was er een uiting van. Maar wat had het voor zin om met deze dame in discussie te gaan. Ik moest haar daar weg zien te krijgen en zei niets, stapte in de auto en belde mijn vader. Hij was dierenarts, dus ik legde een en ander aan hem voor. Hij zou contact opnemen met de behandelend veearts, die te boek stond als een van de beste pezenspecialisten. Toen ik thuis kwam zei hij dat het niet verstandig was om haar terug te kopen. Ze zou nooit meer vrij kunnen bewegen en altijd pijn houden.

Ik peinsde er niet over om haar naar de slacht te laten brengen. Maar ergens wist ik ook dat ik een groot risico nam en mezelf misschien wel voor de gek hield dat ik haar kon redden. De volgende dag ging ik haar ophalen. Ondanks dat ze al maanden niet meer zonder veel verzet de trailer in liep, ging het laden redelijk vlot. Haar blik was nog steeds doods, ze liet het gebeuren. Het enige hoopvolle was dat ze de brokken uit mijn hand at. De dag ervoor op stal had ze er niet naar gekeken.

De hele terugweg hoorde ik haar niet. Ik wist niet of het een goed of slecht teken was. Tot we bij ons op de boerderij aankwamen en zij begon te hinniken. We hadden haar twee broers nog en die stonden op dat moment in de wei. Natuurlijk hinnikten ze terug en renden ze naar het hek. Eenmaal uit de trailer liep ik met haar aan de hand naar het weiland. Ze had haar hoofd omhoog en hinnikte luid. Haar neusgaten open gesperd, ze brieste. Ik hield de karabijnhaak aan de lijn in mijn hand. Ik zie nog de blik van mijn vader toen hij het hek opendeed.

‘Dat moet je niet doen. Dat kan heel verkeerd aflopen.’

Maar ook toen was ik al verschrikkelijk eigen-wijs en ik wist dat er voor haar maar één optie was: of haar vrijheid terug of naar de slacht. Op goed geluk liet ik haar los en met een rotvaart rende ze naar haar broers in de wei. Ze bokte een paar keer, daarna snuften ze aan elkaar en niet veel later stonden ze samen te grazen. Ze heeft nooit meer één pas kreupel gelopen. Met haar thuiskomen bij ons, kwam haar ziel terug in haar lichaam en kregen haar ogen weer diepte.

Natuurlijk hebben we haar daarna extra goed gevoed, is er een paardenfysiotherapeut komen kijken en ben ik in vrijheid met haar weer gaan trainen in het land om spieren en souplesse terug te krijgen. Ze was graatmager geworden door de stress, had nauwelijks nog spieren en zat helemaal vast. Na een half jaar vond ze haar liefde terug bij een hele lieve ruiter die haar de rest van haar leven heeft vertroeteld.

Ik ontdekte in die tijd een belangrijke les, want zoals het knechten van haar ziel bijna haar dood werd, zo werd haar vrijheid weer haar leven. Het herinnert me nog tot aan de dag van vandaag aan wat ik zelf ook nodig heb om mijn ogen te laten stralen.

Er wordt vaak een vergelijking gemaakt tussen paarden en vrouwen. Ze horen wild te zijn, trots, vrij. Ze zijn krachtig, loyaal en ook koppig. Zodra je ze knecht en gevangen zet, zullen ze zich verzetten, kwijnen ze weg, of geven ze het leven op. Laat je ze vrij, dan zullen ze altijd terugkomen, al is het alleen maar om met je te spelen.

“Een paard galoppeert met zijn longen, houdt vol met zijn hart, maar wint door zijn karakter.”

Ik vind deze quote die ik ooit ergens heb gelezen zo ontzettend treffend voor hoe ik paarden zie en tegelijkertijd ook passend voor de vergelijking met de vrouw. Vrouwen zijn enorm krachtig, niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Ze kunnen als geen ander uit naam van de liefde bergen verzetten, maar uiteindelijk is het hun innerlijk vuur dat bepaald of ze vol joy en bezield zegevieren, dan wel of zij het opgeven en doods leven.

Te vaak nog is en wordt het vrouwelijk vuur gekaderd, geknecht of gedoofd. Het kostte vele vrouwen hun leven en ook nu nog zie ik dat veel vrouwen hun wilde ontembare vrouw kwijt zijn geraakt. Ze missen de vonk in hun ogen, het vuur in hun hart en de juicyness in hun bekken. Ergens lijkt het ook alsof ze het ook al hebben opgegeven.

Wat mijn merrie mij leerde is dat dit vuur nooit echt dooft.

Ergens zit nog die vonk. En het is aan ons om ons innerlijk vuur weer de vrijheid te geven om te branden. In ons hart brandt een vuur dan nooit gedoofd kan worden. Zelfs de kleinste waakvlam herinnert je eraan dat je mag dansen met het leven. Mocht je het kwijt zijn, dans met dit kleine vlammetje en adem. Het vuur in jou zal triomferen als je het vrij laat en de ruimte geeft. Het zal op zijn eigen tijd en tempo tot volle kracht groeien en zegevieren.

Ter ere aan Odylia. Mijn lieve vurige zwart merrie die mij herinnerde aan de nacht-merrie. De donkere vurige kant van de vrouw. Ik schreef erover in Eva is lief om iedere vrouw eraan te herinneren.

 

Liefs, Eveline